“Verbeelding, pure verbeelding. En het mag niet kloppen.” Zo omschrijft theatermaker Gorges Ocloo zijn credo tijdens een gesprek over de voorstelling Moby Dick, at last Queequeg speaks die hij regisseert voor LOD muziektheater, een epiloog van de klassieker van Herman Melville. Als Gorges praat lijkt het alsof zijn verbeelding als een windhoos door zijn lichaam stuift, over zijn dansende armen tot in zijn tastende vingers. Hij vertelt zijn verhaal met alles wat hij in huis heeft. “Ik heb schijt aan heilig zijn.”
— Interview Ronald Verhaegen —
Hoe is het idee van je Moby Dick-bewerking ontstaan?
Een beeld uit de krant. Een zwart meisje met een prachtig blauw kleed drijft op haar rug in zee, haar armen gespreid. Ik dacht wauw, wat een mooi beeld. En toen las ik de titel: ‘Vluchtelingenboot gezonken in de Middellandse Zee’. Holy shit. Hoe is dat meisje daar beland in haar zondagskleren? Kwam ze van ver? En als ze had geweten hoe de tocht zou zijn, zou ze dan nog op een boot zijn gestapt? Tegelijk speelde ik al lang met het idee om iets met Moby Dick te doen. Ik voelde meteen de gelijkenis tussen de verhalen. Als in het boek de bemanning van de Pequod had geweten dat ze achter de walvis Moby Dick zou aangaan, zou ze dan nog altijd zijn ingescheept? Want die mannen wisten dat niet, ze dachten dat ze gewoon op walvisjacht gingen. Pas na een bladzijde of 200 komt kapitein Ahab zijn kajuit uit en vertelt hij tijdens een indrukwekkende speech dat ze maar één walvis, Moby Dick, zullen najagen en dat degene die hem vangt een fonkelende gouden munt verdient. Hij steekt de gouden munt de lucht in en die flikkert in het zonlicht. Het vooruitzicht op rijkdom drijft ook de vluchtelingen vandaag.
En wie is dan de hedendaagse Moby Dick?
Voor mij is Moby Dick vooruitgang, of religie, of macht, de grote dingen die we najagen. Moby Dick is iets wat niet is, ongrijpbaar, we zitten ín Moby Dick. Daarom speelt de voorstelling zich ook af in de buik van de walvis. Maar dat beseft kapitein Ahab niet. Queequeg, die daar met hem zit, beseft het wel en probeert dat ook duidelijk te maken. Daar gaat mijn verhaal over. De voorstelling is een nieuwe, zelf verzonnen epiloog van het oorspronkelijke boek van Herman Melville.
In het boek zit een hele reeks personages, maar in jouw verhaal zijn er maar twee: Ahab en Queequeg. Waarom net zij?
In het boek praten die twee niet met elkaar. Queequeg is een forse harpoenier en komt uit een wilde kannibalenstam. Hij spreekt een creooltaal en wordt op het schip vertaald door het personage Ishmael, de verteller (en op het einde van het verhaal ook de enige overlevende, red.). Queequeg is een machine, hij staat voor kracht en voert uit. Ahab is de kapitein, hij staat voor de macht en geeft het bevel. Die twee bestaan apart, er is geen gesprek. Maar in mijn voorstelling zegt de machine: wacht, we moeten eens praten. Daarom heet het stuk ook: Moby Dick, at last Queequeg speaks.
In jouw verhaal is Queequeg een vrouw. Waarom?
Dat vind ik vanuit theatraal standpunt interessanter. Queequeg is bij mij ook geen harpoenier maar een verpleegster. Zij zorgt voor de dementerende Ahab, maar tegelijk geeft ze hem ook een reality check, ze maakt hem duidelijk hoe de situatie waarin ze beiden zitten, de walvis dus, eruit ziet. Ahab staat voor het oude Europa en Queequeg voor de rest van de wereld, Afrika, China of Zuid-Amerika. Plaatsen waartussen ooit een verschil in hiërarchie was. Er zijn beschuldigingen en verwijten aan beide kanten, maar ze gaan daarover in gesprek. Geen verwijten over hoofden heen, want als je dat doet maak je jezelf heilig en ik heb schijt aan heilig zijn (lacht). Ik hou van het menselijke.

Moby Dick is een klassieker. Heeft het boek je nog verrast op één of andere manier?
De Moby Dick die wij kennen is de tweede versie, de eerste stond vol homoseksuele insinuaties. Al die mannen, jarenlang samen op een schip, weet je wel (lacht). In Engeland werd het boek daarom verboden. Melville heeft dan een reeks passages geschrapt in een tweede versie. Toch zit er nog altijd één uitgesproken homoseksueel moment in: als Ishmael bij het begin van het verhaal een plek zoekt om te slapen is er geen plaats meer in de herberg tenzij in het bed van Queequeg, een getatoeëerde reus. Ishmael, naïef als hij is, legt zich in diens bed, naakt. Dan komt Queequeg binnen. Hij schrikt, maar de twee mannen verstaan elkaar en Queequeg kruipt vervolgens ook naakt naast Ishmael in bed en zo vallen ze in slaap. Dat is geschreven in de jaren 1840 hé. Geniaal.
Het idee voor de voorstelling komt van jou, maar de tekst is geschreven door de Nigeriaanse auteur Ben Okri. Waarom heb je hem gevraagd?
Ik ben een heel grote fan van zijn boek The Famished Road (1991), waar hij de Booker Prize mee heeft gewonnen. Dat boek begint met een prachtig beeld: ooit was er een rivier en die rivier werd een weg en omdat de weg ooit een rivier was is hij altijd hongerig. Er zat namelijk veel voedsel in de rivier, maar nu is het een uitgedroogde, stoffige weg. En daarom offeren mensen in onze cultuur voedsel aan wegen als ze op pad gaan, op hoop van een behouden reis. Ik hou van poëzie in alledaagse dingen. Ben Okri en ik hebben een gelijkaardige achtergrond, hij komt uit Nigeria en ik uit Ghana en we gebruiken dezelfde beeldtaal.

Waarom heb je er een opera van gemaakt?
Ik ben muzikaal en ik hou van opera, van de kracht van muziek en beelden naast een tekst. Het wordt geen conventionele opera, het moet swingen, up and down. Er zit Bob Marley in, Pink Floyd, Fela Kuti, het slavenkoor van Nabucco. Ik bezorg mijn ideeën aan componist Dominique Pauwels en hij zet die om in muziek.
Josse De Pauw speelt de hoofdrol, hij is kapitein Ahab. Hapte hij meteen toe?
Een half uur lang heb ik hem mijn verhaal en mijn bizarre wereld uitgelegd. Hij bekeek me even en zei ja. Josse is een gevestigd acteur, een groot man from east to west, maar hij is bereid om mee te gaan in mijn verbeelding, om te zien wat we van elkaar kunnen leren. Dat vind ik zo schoon aan hem. De rol van Queequeg wordt gespeeld door Lehli, ik kan haar achternaam niet uitspreken (lacht) (Nobulumbko Mngxekeza-Nziramasanga, red.). Een sopraan uit Zuid-Afrika met een speciale stem. Heel warm. Ik wou geen typische, verfijnde Europese sopraan. Lehli is pastel voor mij. Lehli en Josse kennen elkaar niet, ik ben benieuwd naar hun samenspel.
Heb je ook gedacht aan een zwarte kapitein Ahab?
Nee, eigenlijk niet (denkt). Da’s wel interessant. Zou kunnen. Maar ik zie bijvoorbeeld even goed iemand als Trump in Ahab. Trump zegt: Mexico gaat voor de muur betalen en dan heb je een bende bible belt motherf***ers die hem toejuichen. Mensen zijn verblind. Trump houdt hen fake news voor net zoals Ahab zijn bemanning een gouden munt voorhield. Moby Dick is ook een verhaal van onze tijd.

BIO GORGES OCLOO
Gorges Ocloo (°1988, Ghana) kwam op zijn twaalfde met zijn gezin naar België. Hij kwam terecht in Oud-Winterslag.
Hij studeerde aan het RITCS in Brussel waar hij zijn Master in Theaterregie behaalde.
Hij werkte mee aan theaterproducties en films als Wat is de Wat (hetpaleis/Simon De Vos), Oeps (Theater Antigone) en Problemski Hotel (Manu Riche).
Bij ARSENAAL/LAZARUS maakt hij dit seizoen deel uit van de cast van Race. Samen met Haider Al Timimi reist hij ook met de voorstelling Studio Shehrazade (Kloppend Hert en ARSENAAL) die werd geselecteerd voor het TheaterFestival 2019.
Hij regisseert Moby Dick, at last Queequeg speaks (LOD muziektheater).
Moby Dick, at last Queequeg speaks is te zien in De Grote Post op zaterdag 27 maart.