Het duo Kamagurka en Herr Seele klimt na zestien jaar weer op het podium voor The Return of the Comeback. Hoe minder we daarover op voorhand weten, hoe leuker het wordt, toch? Dus gaat dit gesprek met Herr Seele een andere richting uit. Hoe kijkt de duivel-doet-al terug op vier van zijn verschillende gezichten? “Wacht, ik ga een das aandoen.”
Interview — Ronald Verhaegen
Foto’s — Sipan Hota
Herr Seele leidt ons zijn werkkamer aan de Nieuwpoorstesteenweg binnen en verdwijnt dan achter een gordijn. Planken vol oude boeken, van vloer tot plafond, een hoopje tweedehandskleren, een gaskachel, gebruikte penselen, verftubes, beschilderde canvassen, een onafgewerkte Cowboy Henk-strip voor Humo. Gestolde wanorde. Hier is een romanticus aan het werk. “Zo, dat ziet er al beter uit.” Hij komt weer tevoorschijn en na wat zoeken en schuiven vinden we allebei een plek om te zitten.
1. Humorist met Kamagurka
“Wij zijn de wereldwijde peetvaders van de underground”
Herr Seele: “Kama en ik hebben elkaar ontmoet in 1976 in het Sint-Pietersstation in Gent, op perron 12 waar de trein naar Oostende vertrok. We zaten allebei op de kunstacademie, weliswaar in verschillende richtingen. Kama had mij opgemerkt, hij vond mij boeiend om naar te kijken. Ik droeg vaak een golfbroek zoals Kuifje en ik rookte pijp. Kama vond dat heel grappig. We hebben totaal dezelfde smaak. We zijn fans van het pure absurdisme, the theatre of the absurd. Eugène Ionesco, Samuel Beckett, dat soort mensen. We zijn een ongelooflijk kunstenaarsduo. Er zijn heel weinig kunstenaars die zo lang samenwerken. Rubens en Van Dyck, bijvoorbeeld, dat heeft maar een paar jaar geduurd. Ik denk dat Kama en ik zo lang samen zijn omdat we nooit het grote succes hadden. We zijn en we blijven underground. We zijn eigenlijk de peetvaders van de underground, wereldwijd. Maar we willen graag groot zijn, dat moet ik wel toegeven.”
“Als we comedy maken schrijft Kama de teksten, ik ben erbij als inspiratie. Ik geef ook structuur, want Kama houdt niet van de lange vorm. Hij werkt kort en snel. Alle lange vormen die we in ons leven al gedaan hebben, bijvoorbeeld de VPRO-reeks Bob & George, afleveringen van telkens een half uur, zoiets zou Kama op zichzelf nooit maken.”

2. Pianostemmer
“Ik kan geen toon houden”
Herr Seele: “Hoe ik pianostemmer ben geworden? Ik zat dus op de kunstacademie maar was ook geïnteresseerd in muziekinstrumenten en ik was platonisch verliefd geworden op een meisje uit Torhout. Zij las het blad The Strad – Strad van Stradivarius, een Engels blad voor violisten en vioolbouwers. Daarin stond een advertentie ‘Wordt vioolbouwer in Wales’. Dat leek me wel iets. Ik naar Wales, maar daar aangekomen bleek de vioolklas al vol te zitten. Maar ze hadden ook een afdeling pianostemmen. Nu, ik zing van nature vals, ik kan geen toon houden, dus ik dacht nee, dat is niks voor mij. Maar tegelijk hou ik ervan om iets te leren waarvoor ik niet gemaakt ben. Heel Kafkaiaans en surrealistisch. Dus ik zei ja. En het lukte, al heb ik hard moeten oefenen om mijn gehoor te trainen.”
“Na twee jaar in Wales ging ik naar Firenze. Ik liep er bij het grote pianohuis Ricordi binnen en vroeg op de man af of ze geen stemmer nodig hadden. Ik mocht een piano stemmen en toen vroegen ze me om de dag nadien terug te komen en de piano nog fijner te stemmen en toen had ik de job. Ik heb er een jaar gewerkt voor 2.000 frank per maand. Ik had in Firenze kunnen blijven, ik was daar dé pianostemmer in wording. Maar ik had heimwee naar het licht van het noorden. Ik ben toch vooral een geboren schilder-kunstenaar.”

3. Tekenaar van Cowboy Henk
“Cowboy Henk moet onderdeel worden van de canon van Jambon”
Herr Seele: “In 1981 kwam ik terug uit Italië. Kama had toen een strip in De Morgen, maar hij had geen zin om die dagelijks te blijven doen en zo zijn we met Cowboy Henk op de proppen gekomen. In de eerste verhaaltjes is hij echt nog een cowboy op de prairie, al draagt hij wel een pyjama en pantoffels met sporen. Moest ik hem kunnen overdoen zou ik niet voor de grote blonde kuif gaan. Ik zou Henk alledaagser maken, zoals de mannetjes bij René Magritte, een monsieur-tout-le-monde. Henk is surrealistisch en zeer Vlaams, tijdloos ook. Als we een tentoonstelling doen met oude strips, blijken die nog altijd perfect te werken. Eigenlijk moet Cowboy Henk onderdeel worden van de canon van Jambon.”
“Kama en ik werken in het Thermae Palace in Oostende. Zijn fantasie neemt de vrije loop en ik noteer alles. We maken momenteel een reeks over Cowboy Henk die de eenden voedert in het park. Een onnozel thema, maar net dat vinden we leuk om helemaal uit te werken tot een stripboek van 44 pagina’s. We bieden daarmee tegenwicht aan Kuifje. Kuifje gaat naar de maan, Cowboy Henk gaat naar het park (lacht).”

4. Oostendenaar
“Oudjes hebben een zeer goede energie”
Herr Seele: “Ik ben aangespoeld. Het is eigenlijk mijn grootmoeder die is aangespoeld uit Torhout omdat mijn grootvader tijdens de Tweede Wereldoorlog werd onthoofd in Duitsland en mijn grootmoeder daarna niet meer in Torhout wilde wonen. Torhout is hardcore katholiek Vlaanderen. In Oostende kwam ik in aanraking met de humor van Kama die veel brutaler is. Misschien heeft dat met Kama te maken, maar ik denk ook met de stad, de vissers, het groffe.”
“Ik pas hier in een traditie van kunstenaars. James Ensor kijkt mee over je schouder als je hier woont. Fantastische figuur, Ensor, zeer humorvol. Zo is er het verhaal van iemand die bij hem kwam aanzetten met een schilderij van de Gentse schilder Jos Verdegem. Ensor nam het schilderij en klopte ermee op de tafel. Ik hoor het niet, zei hij (lacht). Herbert Reed, een groot kunsthistoricus, was fan van het surrealisme. In The Modern Art Book schrijft hij over Ensor: “He lived in the extreme isolation of Ostend.” En eigenlijk is het nog altijd een beetje zo. Je bent hier afgezonderd en daardoor kan je je goed concentreren. Maar toch is Oostende ook een stad met mogelijkheden. En met veel oudjes. Die hebben een zeer goede energie, vind ik. We zitten in Oostende midden in de wijsheid van oudere mensen.”