Regisseur Lola Bogaert zit in de laatste rechte lijn naar de première van VRETEN! (6+) Op zaterdag 30 november om 15u is het zover. Dan betreden haar drie dansers een turnzaal waar ze elkaars eigenaardigheden ontdekken. “Zoals die tong … die is precies wel heel erg lang, daar kun je vast heel veel mee VRETEN!”
— Phéline Thierens —
De komende dagen zijn jullie in De Grote Post om de laatste hand te leggen aan de voorstelling. Een project rond inclusie dat ook begon in een eerdere residentie hier.
Lola: “Ja. Vorig jaar deed ik hier al een vooronderzoek, nu werk ik op basis daarvan met drie dansers: de modern geschoolde Sophia Rodríguez, Adnane Lamarti, met een achtergrond in hiphop, en Giel Roels, een danser met het syndroom van Down. Op een gegeven moment wilde ik iets maken met iemand met een beperking, bij voorkeur downsyndroom. In de onderzoeksfase van dit project wilde ik vooral ontdekken hoe ik dat het best kon aanpakken. Toen waren Sophia en Giel er al bij. Adnane ken ik van een speelpleinwerking waar ik als student werkte. Elke ochtend moesten wij een toneeltje spelen voor de kinderen, of dansen. Zelf vond ik dat vreselijk, maar Adnane had telkens alle kinderen op zijn hand. Hij is een geboren entertainer. Dat entertainment-gehalte vind ik belangrijk, vooral omdat het een voorstelling voor kinderen vanaf zes jaar wordt.”
Was een voorstelling voor kinderen altijd al het opzet van het project?
Lola: “Toen ik bezig was met het vooronderzoek nog niet. De focus lag toen vooral op de mensen op scène. Na een tijdje begon ik te merken dat de verbeeldingswereld van Giel en Michèle (een andere danser met het downsyndroom, red.) erg aansloot bij die van kinderen. Het soort opdrachten dat ik soms als theaterdocent geef, bleek heel veel op te roepen.”
Hoe hoop je dat kinderen de voorstelling zullen beleven?
Lola: “Ik hoop dat de voorstelling in eerste instantie een bevreemdend gevoel geeft. Misschien omdat er drie mensen op scène staan die erg eigenzinnig en niet doorsnee zijn. Misschien moet je daar als kind even aan wennen, dat er iemand met het syndroom van Down tegenover je staat. Wat gebeurt hier? Wie zijn die mensen? Hoe zitten hun lichamen in elkaar? Hoe zijn die anders dan ik? Dat kunnen ze zich afvragen.
Daarna wordt het steeds meer een feestje om naar die verschillende mensen te kijken. Om het met een cliché te zeggen: ik wil verschillen vieren. Als je streeft naar een inclusievere samenleving, denk ik echt dat het een meerwaarde is om dit voor kinderen te maken. Daar streef ik met deze voorstelling toch zogezegd naar.”
Zogezegd?
Lola: “Ja … (denkt even na) Soms is het volgens mij niet altijd een voordeel om een inclusievere samenleving te hebben. Ik zie tijdens het proces bijvoorbeeld dat Giel soms op zijn tenen moet lopen om bij te benen. Dat is niet altijd een comfortabele positie voor hem. Aan de andere kant houden de dansers met wie hij op scène staat zich af en toe in voor hem.”
De dansers spreken bovendien niet dezelfde taal. Hoe ga je daarmee om?
Lola: “Klopt. Giel is Vlaams, Adnane is in principe tweetalig maar Franstalig opgevoed, Sophia spreekt Spaans. Van al die verschillen wil ik gebruik maken tijdens de repetities en in de voorstelling. Ik vraag hun bijvoorbeeld om in zoveel mogelijk talen die ze kennen lichaamsdelen op te sommen. Dat neem ik op met mijn telefoon. Die korte opnames speel ik daarna terug af en zeg: raak nu het lichaamsdeel aan dat je hoort. Dat wordt dan een soort advanced hoofd-schouders-knie-en-teen (lacht). Maar als het om een gemeenschappelijke taal gaat … Ik wilde bijvoorbeeld graag een scène waarin ze elkaar zouden dragen. Bij die opdracht hing Giel rond de schouders van Sophia en zei: mama. Dat maakte het geheel een soort moeder-zoon-spel. Op die manier krijgen we toch een gemeenschappelijke verbeeldingswereld en bewegingstaal, waarop we verder bouwen.”
Je vertrekt dus vaak vanuit fysieke improvisatie?
Lola: “Ik probeer inderdaad vanuit een soort biologie en vanuit verschillen te vertrekken. Al zeg ik dat nooit letterlijk. Giel heeft bijvoorbeeld een heel lange tong. Dan vraag ik om een scène te maken waarin de dansers alleen hun tong bewegen. Mensen met downsyndroom hebben een lijntje minder op hun handpalm. Dan maken we een scène met enkel handen. Een rode draad in de voorstelling is ook de vraag wie nu de zwakste en wie de sterkste is. En of de sterkste ook de zwakste kan zijn. Ik vind het boeiend hoe drie heel verschillende mensen met uitgesproken persoonlijkheden elkaar ontmoeten en een soort vriendschap, of zelfs een clan vormen.”
Zie je die vriendschap echt ontstaan tijdens de repetities?
Lola: “Vriendschap is eigenlijk niet helemaal het juiste woord. ’t Is eerder een noodzaak. Ik heb deze drie mensen samen gezet, dus zijn ze op één of andere manier tot elkaar veroordeeld. Rondom hen zit ook een groep kinderen die hen aankijken, dus moeten ze wel iets doen (lacht). Het stuk kan alleen maar slagen als ze voor elkaar zorgen, elkaar meetrekken.”

Je zei daarnet dat de drie dansers uitgesproken persoonlijkheden hebben. Hoe verhoud je je tegenover hen als regisseur?
Lola: “Zolang het interessant blijft om naar te kijken, grijp ik zo weinig mogelijk in.
Ik vond het wel heel spannend om die repetities te beginnen. In mijn angstdromen kregen ze vanaf dag één ruzie. Maar dat gebeurde gelukkig niet (lacht). Het is heel fijn om met hen te werken. Als regisseur zie ik hen bijna als een personage op zich. Daarom heb ik hen ook gekozen om deze voorstelling mee te maken.”
Je brengt de voorstelling uiteindelijk in een turnzaal. Hoe wil je die bijzondere ruimte gebruiken?
Lola: “Ik wilde vooral niet in een blackbox werken. Daarnaast werk ik met iemand met een beperking, die de wetten van het theater een beetje tart. Giel doet eigenlijk wat hij wil. Als hij bijvoorbeeld naar het toilet moet, doet hij dat gewoon. Dat kan tijdens de voorstelling evengoed gebeuren. Dus wilde ik ook bij het kiezen van een zaal de wetten van het theater overboord gooien. Daarnaast dacht ik: laten we naar de kinderen toe gaan, op school! ’t Is niet zo dat ik kegels en hoepels wil gebruiken. Ik merkte al snel dat die attributen mij weinig inspireerden. Mijn scenograaf Anouk (van Kolfschoten, red.) merkte mooi op dat die attributen van hard materiaal gemaakt zijn, terwijl de voorstelling net heel tactiel en verbeeldingsrijk is.”
Het wordt duidelijk dat we een heel fysieke, beeldende voorstelling mogen verwachten. Kun je misschien al een tipje van de sluier lichten van wat we precies te zien zullen krijgen?
Lola: “Het parcours van de dansers ligt vast van punt A naar punt B. Maar hoe ze zich daarin bewegen, kiezen ze voor een groot deel zelf. Wat ik wel al kan verklappen is dat Paul Contryn van theaterhuis De Maan grote, dierlijke hoofdtooien gaat maken, om dat beeld van de ‘clan’ waarover ik sprak te versterken. En Sam (Serruys, muzikant en geluidstechnicus bij De Grote Post, red.) maakt composities waarin de stemmen en verschillende talen van de dansers verwerkt zijn.”
Een gedachte over “Resident – Lola Bogaert”