“Ge moogt hier niet komen zonder een filter te drinken,” zegt Johan Verminnen en hij tilt behoedzaam het metalen reservoir op, een dampende koffie komt tevoorschijn. We zitten in Hotel du Parc. “Dit is een mooi café. Hier hebben de schrijvers Roth en Zweig nog verbleven, het ademt hier geschiedenis. Ik hou van dingen die gebleven zijn ondanks de tijd. Oostende is gebleven ondanks de tijd.” Hij pauzeert, en even lijkt hij te denken dat ook hij is gebleven ondanks de tijd.
Johan Verminnen staat op zondag 10 november in de De Grote Post, met alle liedjes die hem in die 50 jaar zoveel succes brachten. In aanloop: 5 memorabele momenten uit zijn carrière.
— Ronald Verhaegen —
1. De ontmoeting met Jean Kluger
Johan: “Ken je de Centrumgalerij in Brussel? Een oude galerij, ik weet niet of ze nog bestaat. Het was 1969. Ik was 18 jaar en stapte er binnen op zoek naar het bureau van een Joodse producer, vergezeld van mijn schoonbroer Luc. Die had een volmacht van mijn vader gekregen om een eventueel contract te ondertekenen – toen moest je 21 zijn om je handtekening te zetten. Ik was net laureaat geworden van de Ontdek De Ster-wedstrijd en ik kreeg van iedereen aanbiedingen, de meest malafide eerst. Will Tura – ik zal hem eeuwig roemen – belde mij op en zei: misschien hoor jij mij niet graag, maar ik zie iets in jou. Ik ken een producer die jou kan helpen, Jean Kluger.”
“Jean Kluger was een grote naam, maar de man zat aan een sjofel bureautje in die galerij. We gingen binnen. Hij zei: zing. Ik pakte mijn gitaar en zong al wat ik te zingen had. Dan zei hij: kan je op de gang wachten? Ik ging naar buiten en tegen mijn schoonbroer zei Kluger: ik wil Johan voor het leven tekenen. Mijn schoonbroer, een handelsingenieur bij de NMBS, zei: dat gaan we niet doen, ik teken voor vier jaar en wat zijn de voorwaarden? Waarop Kluger zei: ik ga hem naar school sturen bij een heel grote muzikant, pianist Willy Albimoor. En zo geschiede. Dankzij Jean Kluger was ik gelanceerd.”

2. In de studio voor ‘Laat me nu toch niet alleen’
Johan: “Diezelfde Jean Kluger die mij voor het leven wou tekenen, zei in 1974: ik zie het niet meer zitten met u, ge zijt veel te eigenzinnig. Hij wou natuurlijk van mij een nieuwe Will Tura maken, maar ik was een stijfkop, ik wou mijn eigen liedjes zingen. Bon, mijn contract liep af en ik had nog één singletje te gaan in Studio Madeleine in Brussel, vlakbij de Magdalenakerk. Ik liep er een assistent-technicus tegen het lijf die later faam zou maken met de band Telex, Dan Lacksman. Viens chez moi, Johan, zei Dan, on peut faire un morceau ensemble. Hij woonde in Molenbeek. Zijn moeder had een lingeriewinkel en op de derde verdieping was een piepklein studiootje, volgestouwd met synthesizers. Dan speelde een melodie, ik voegde iets toe en voor we het beseften hadden we een lied klaar, Laat me nu toch niet alleen.”
“We lieten Jean Kluger de demo horen, maar die haalde zijn schouders op. Hij kwam zelfs niet naar Studio Madeleine op de dag van de opname, Het was tien uur ‘s ochtends en het orkest van Jess & James zette zich klaar – het orkest dat in die dagen alle platen inspeelde. Ze deden alsóf ze geïnteresseerd waren. Gitarist Francis Weyer – artiestennaam Francis Goya – had een elektrische gitaar om de schouders, maar ik wilde de klank van een akoestische gitaar. Hij lachte mij uit: ik kan mijn elektrische gitaar laten klinken als een akoestische. Ik hield vol en haalde een akoestische gitaar uit mijn auto: hier, je moet ze gewoon stemmen, speel geen spelletjes met mij.”
“Ik voelde mij heel alleen op de wereld die dag. Maar toch werd de opname magisch. Omdat ik Francis Weyer op scherp had gezet, en dankzij de virtuoze partij van Koen De Bruyne op een Polymoog, een nagelnieuwe vierstemmige synthesizer, de eerste in België toen.”

3. In Frankrijk, een carrière die er nooit één is geworden.
Johan: “Toch nog een keer Jean Kluger (lacht). In 1975 zei hij: ik ga Franse versies van jouw liedjes maken om ze te verkopen aan Franse artiesten, misschien wel Johnny Hallyday. Goed. Ik naar Parijs om met de tekstschrijver van Michel Polnareff vertalingen te maken. Eenmaal terug zong ik die in. Ik ben zo goed als tweetalig, dus dat ging vlot, zo vlot dat er een lichtje ging branden bij Jean. Hij zei: we gaan die liedjes niet verkopen, we gaan u zelf lanceren in Frankrijk, maar eerst stuur ik u naar het Festival van het Franse Chanson in Spa. Dat was een befaamde wedstrijd in die tijd, gewonnen door onder meer Robert Charlebois en Marie-Paule Belle. Ik deed mee en ik won de eerste prijs én de persprijs. Jean Kluger wreef zich in de handen en de Franse afdeling van platenmaatschappij Phonogram plaatste mij in het voorprogramma van Bernard Lavilliers. Zeer grote ster in Frankrijk op dat moment. Een indrukwekkend man, fysiek dan, hij was beroepsbokser geweest.”
“We gingen op tournee en de bedoeling was dat ik samen met een pianist – een jonge Jean Blaute – telkens vijf liedjes zou spelen alvorens meneer Lavilliers opkwam met alle toeters en bellen. En dat waren er veel! Première in la Maison de la Radio in Parijs. Ik begon. Sober, piano en stem, maar toch met een rockgevoel. Ik zong onder meer Elle chante nanana, het nummer waarmee ik het festival van Spa gewonnen had. Na de voorstelling kwam een boze Bernard Lavilliers bij mij: je préfère une fille qui chante fausse qu’un rocker qui casse tout. Ik werd kwaad en wilde hem een toek geven, niet beseffend dat ik met een bokser te maken had. Ik was sneller buiten het Maison de la Radio dan dat ik er was binnengekomen. Bye bye tournee door Frankrijk (lacht).”

4. ‘In het licht van zijn schaduw’, een ode aan Jacques Brel
Johan: “In 1997 maakte ik met Stef Bos een voorstelling over Jacques Brel, in een regie van lange Peter uit Antwerpen, Peter Van Den Begin. Alles erop en eraan: een strijkkwartet, Michel Bisceglia aan de piano, de accordeonist van Brel, kortom een fantastisch gezelschap, impeccable. De voorstelling heette In het licht van zijn schaduw. Stef en ik zongen elk liedjes van Brel en ook liedjes uit ons eigen repertoire, liedjes die we nooit zouden hebben gemaakt moest Brel niet hebben bestaan. De bindteksten waren van Brel zelf: zijn meest frappante uitspraken uit interviews.”
“Je moet weten, er bestaat geen zanger ter wereld die zichzelf meer heeft tegengesproken dan Jacques Brel. De ene dag verfoeide hij de vrouwen, de andere dag waren het heldinnen. De ene dag was hij een Vlaming, de andere dag haatte hij de Vlamingen. Ongelofelijk. De voorstelling was een groot succes, we haalden voorpagina’s van alle kranten, zefs Franstalige. Het was misschien de mooiste die ik ooit heb gemaakt. Aan het einde verscheen een foto van Brel en werd het doek langzaam gehesen, want in Brels tijd speelde het orkest achter een doek, en we zongen: moi, si j’étais le Bon Dieu, je ferais valser les vieux. Magnifiek.”

5. ‘En daarna ga ik vissen’, een nieuwe plaat
Johan: “Wat zegt een 68-jarige zanger tegen zichzelf als hij ‘s ochtends voor de spiegel staat en zich schuldig voelt als hij niet aan het werk gaat die dag? Een zanger die nochtans vijftig jaar lang liedjes heeft geschreven en heeft gespeeld in ontelbare zalen, culturele centra en parochiezalen waar het rook naar Vlaamse kermis. Wat zegt die dan? Maak een plaat voor ge gaat vissen. En dus maakte ik een nieuwe plaat en die heet En daarna ga ik vissen. En ik kan niet eens vissen (lacht).”
“In mijn jongste voorstelling Plankenkoorts breng ik een mix van die nieuwe liedjes en van mijn successen. Mensen vragen mij: heb jij dan nog plankenkoorts? Ja, elke keer. Omdat ik het goed wil doen en omdat ik nooit zeker ben dat ik de déclic met het publiek zal kunnen maken. Dat bepalen de drie eerste nummers. Laat mij u een verhaal vertellen over de grootste blueszanger uit Nederland, André Hazes. Hij werd ooit geïnterviewd door Berend Boudewijn, naar aanleiding van een reeks concerten in Ahoy in Rotterdam. André wilde niet naar de studio komen, dus moest het via de telefoon. André had namelijk zware plankenkoorts en op de koop toe ruzie met zijn vrouw. Hij voelde zich heel onzeker en hij jammerde, huilde bijna. En toen sprak Berend Boudewijn de historische woorden: ach, André, het wordt toch elke avond 11 uur. En zo zal het ook 11 uur worden in De Grote Post op zondag 10 november. Voilà.”
Het kan me niet schelen, wat anderen erover denken, maar telkens ik het mag meemaken, een optreden van Johan Verminnen, voel ik mij terug jong, alhoewel ik een jaar ouder ben dan Johan, het geeft mij het gevoel dat zijn muziek tijdloos is, en tegelijkertijd wereldmuziek. Ik kan me echt inleven in zijn nummers, die van vroeger, en die van nu. Ik ben ontzettend dankbaar dat ik kan genieten van zijn eenvoud, en tegelijkertijd van zijn enorm talent! Dankjewel Johan, je maakt de wereld een stuk positiever! Ik weet dat je hart voor een stuk in Oostende ligt, vroeger in Brussel. Wel deze twee steden hebben bij ons een streepje voor, Brussel, omdat we er veel tijd doorbrachten toen we nog veel jonger waren, nu ligt ons hart in Oostende, zoals bij Johan!
LikeGeliked door 1 persoon