Samen met Louis Vanhaverbeke vullen Louis en Ferre op 15 december de double bill ‘Boys and their Toys’ in. Achteraf bleek dat de titel niet helemaal snor zat. Voor Louis Janssens riep het associaties op met witte heteromannen die met wapens spelen. Ze weten wat ze (niet) willen, de snorren. Tijd voor een babbel met twee mannen zonder snor.
Louis Janssens en Ferre Marnef liepen elkaar tegen het lijf in Antwerpen. Ze waren 15 en herkenden in elkaar het brandende verlangen om theater te maken. Van in het begin legden ze de lat hoog. Theater was niet zomaar een hobby of een spielerei van twee jonge gasten. Een vooroordeel waar ze vaak op botsten. Ze vonden dat er geen plek was voor jonge theatermakers. Louis Janssens schreef daarom 150 brieven naar theatermakers en theaterhuizen om dit aan te kaarten en organiseerde zelf een festival. Tijdens het TheaterFestival 2012 werd hij gevraagd om The state of the Youth te schrijven en zo ging de bal aan het rollen.
Hun naam, Desnor, was eigenlijk een ironische reactie op iedereen die hen voor knaapjes zonder gezichtsbeharing aanzag. Met die gezichtsbeharing valt het ondertussen nog steeds mee maar met bijna vijf voorstellingen op het palmares is het ironische er een beetje vanaf. Ze zijn gearriveerd in de familie van gelijkaardige artiesten als Maxim Storms, Kuiperskaai, Louis Vanhaverbeke …
Stellen jullie elkaar eens voor.
Louis: “Ferre komt uit Kontich en heeft Grafische vormgeving gestudeerd aan het KASK. Hij maakt ook muziek (Sergeant en voorheen Soldiers Heart. red.), speelt o.a. bij Tibaldus en is vormgever.”
Ferre: “Louis komt uit Antwerpen en studeerde deze zomer af aan het KASK, master in het Drama. Toen ik hem leerde kennen kon hij nogal hoog van de toren blazen en dat stond mij wel aan. Maar verder zijn we eigenlijk tegengestelden. Hij is eerder praktisch ingesteld terwijl ik nogal stormachtig ben. Maar als we repeteren, zijn we perfect op elkaar ingesteld. Ik doe iets en zonder iets te zeggen weet Louis waar ik naartoe wil, en omgekeerd.”
Louis: “Die tegenpolen zitten ook in de voorstelling. Het idee van de kosmos, dat dingen elkaar aantrekken en afstoten, zon/maan, plus/min. Dat zijn we zelf ook. Het mooie aan ons werk is dat wie we in het echt zijn, samenvalt met hoe we ons bewegen op scène. Doordat we elkaars tegenovergestelden zijn, werkt dat erg goed. Ferre is bruter en chaotischer en ik plak de tapes.” (lacht)
Hoe kwam Galileo tot stand?
Ferre: “Na onze vorige voorstelling #BOS, lag er nog veel materiaal op tafel. Boeken, beelden die we niet hadden gebruikt. Elk afzonderlijk hielden we een soort van bibliotheek bij van dingen die ons inspireerden. Na een tijd kwamen we samen en legden we alles aan elkaar voor. We merkten al snel dat er veel overlappingen waren.
Veel inspiratie komt ook uit boeken, al zijn onze voorstellingen nooit tekstueel. Louis had op de radio een interview gehoord met een man die een boek over Galileo Galilei (1564-1642) geschreven had. Hij was zo aangegrepen door het verhaal van de wetenschapper die in zijn tijd niet werd geloofd en werd uitgejoeld, dat hij zich ging verdiepen in diens Dialoog over de twee voornaamste wereldsystemen. Galileo verdedigde hierin Copernicus’ heliocentrisme (de stelling dat de aarde en de planeten rond de zon draaien, red.) en de Kerk kon hier helemaal niet mee lachen. Het boek bleek uiteindelijk heel saai en theoretisch maar we waren wel geïntrigeerd door de persoon van Galileo die anders dacht dan de rest. We hebben voornamelijk geprobeerd zijn universum mee op te nemen in onze voorstelling.”
Louis: “De teksten kregen we niet in het stuk omdat die te saai zijn. We hebben ook even aan een andere titel gedacht maar dan moesten we teveel beginnen uitleggen. De titel Galileo, vormt de sleutel van de voorstelling. Een leidraad voor hoe het publiek moet kijken.”
Jullie gebruiken sowieso niet veel tekst in een voorstelling. Is dat een bewuste keuze?
Ferre: “We hebben het wel eens geprobeerd. Maar de tekst wordt dan te illustratief terwijl de beelden op zich zoveel meer kunnen betekenen.”
Louis: “We vertrekken ook altijd vanuit beelden. Het decor bijvoorbeeld is onze derde speler. Onze repetities bestaan hoofzakelijk uit het opbouwen van het decor. We verplaatsen constant lampen of hangen ze op een andere plaats tot we zelf niet meer weten hoe het nu juist moet en dan tot de conclusie komen dat de actie van iets ophangen op zich net interessant is.”
Ferre: “Dingen bouwen, verplaatsen op scène, er de tijd voor nemen, dat is typisch Desnor. We creëren letterlijk de ruimte.”
Als jullie het zo omschrijven dan lijkt het alsof jullie vaak improviseren en dat er veel fout kan lopen. Is dat ook zo?
Ferre: “Klopt, we vinden het belangrijk dat alles op het moment zelf gebeurt. Als wij een bolletje touw hebben dat moet ontrafeld worden, dan kan het zijn dat dat pas na de vijfde poging lukt. Als het de eerste keer goed zit dan geeft dat een bijzonder soort energie.”
Louis: “Ik vind wel dat we dit bij Galileo minder doen dan bij #BOS. Een deel van de spanning zat toen in de vraag of iets ging lukken of niet. Bij Galileo merkten we tijdens de doorloop dat de pogingen soms zo lang duurden dat het saai werd. Hier en daar hebben we ervoor gezorgd dat het wel degelijk lukt. Galileo wordt ook echt in functie van de ruimte waar we spelen gemaakt. Als we op een speelplek met bijzondere eigenschappen of architectuur aankomen, dan integreren we die in de voorstelling. Hierdoor is het stuk elke keer anders.”
Het woord proberen is al een aantal keer gevallen. Het is ook daarom dat jullie geprogrammeerd staan in de double bill met Louis Vanhaverbeke, ook een bricoleur. Kennen jullie zijn werk?
Ferre: “Louis Vanhaverbeke en wij delen circusachtige aspecten, het proberen, het lukken/mislukken, mime. Het zit er allemaal in. Ook in de manier waarop Louis voorwerpen gebruikt zit een analogie. Bij hem gaat het ook over verbreden, weggaan, terugkomen …”
Wie zijn jullie grote voorbeelden?
Ferre: “De helden van toen we jonger waren, zijn nu anders. Louis was vroeger grote fan van Pina Bausch. Nu is dat iets minder denk ik?”
Louis: “Toch niet, voor mij is ze nog steeds een grote inspiratiebron.”
Ferre: ”We laten ons vooral door beeldende kunst beïnvloeden. Voor #BOS was dat Ruben Bellinkx, een Belgisch kunstenaar die veel met video en fotografie bezig is.”
Louis: “Galileo is heel erg Calder en Peter Fischli & David Weiss.”
Ferre, jij maakt ook muziek. Is dat anders dan je theaterwerk of vloeit dat
in elkaar over?
Ferre: “Ik gebruik mijn muziek niet in de voorstellingen maar de inspiratiebron is wel dezelfde. Muziek is anders dan theater. Het is onbewuster. Als je een foute tekst zingt, zal niemand opkijken. Je kunt ook meer de rockster uithangen en je achter je instrument verstoppen. (lacht) In theater staat er meer op het spel. De code is anders. Het is trager, vraagt wat meer tijd. Muziek is emotioneler. De canon is al zolang dezelfde waardoor het makkelijker binnenkomt.”
Louis: “In de muzieksector vindt niemand het raar als er een jonge gast van 16 of 17 jaar op het podium staat. In het theater word je dan weer niet serieus genomen op
die leeftijd.”
Hoe zou je jongeren binnentrekken in het theater?
Louis: “Jongeren worden afgeschrikt door het theater waar ze met de school naartoe moeten. Bij mij was dat toch zo. Dat was voor mij de motivatie om zelf een festival te organiseren omdat ik rondom mij zag dat er zoveel goede dingen gemaakt werden.”
Ferre: “Ik ben ervan overtuigd dat als jongeren onze voorstelling zouden zien, ze het echt wel cool zouden vinden.”
Met welk gevoel, hoop je dat het publiek naar buiten gaat?
Louis: “Een soort van openheid, het gevoel dat veel mogelijk is. Ik hoop altijd dat er iets klein verschuift in het denken.”
Ferre: “Als mensen na de voorstelling kunnen verwoorden over wat het ging dan vind ik dat een mooi compliment. Wanneer we iemand hebben kunnen verwonderen met een lamp en een touw dan vind ik dat erg waardevol.”
Interview: Petra Broeders