Équipe volontaire is een interviewreeks met de vrijwilligers van cultuurcentrum De Grote Post. Ze koken voor artiesten, ze maken cultuurfanaten wegwijs in het gebouw, ze doen ticketcontrole, ze ontvangen en begeleiden artiesten, ze kennen het gebouw vanbinnen en vanbuiten, … De Grote Post is De Grote Post dankzij hen. Ze verdienen dan ook hun plaats in de schijnwerpers.
We zetten Équipe volontaire verder met vrijwilligers Robert Beyen en Diane Dhont
Robert is geboren en getogen in Oostende en Diane is er sedert 1969 aangespoeld. Diane is 67 lentes geworden in februari. Robert: “Eigenlijk ben ik samen met een jonge vrouw want ik ben er 68”. Robert is grappenmaker en geboren op onze Nationale feestdag. En Diane is een vrouw naar ieders hart.
Wie zijn Robert en Diane?
Robert: Ik kom uit een vissersfamilie. Vijf zonen en papa, dat waren natuurlijk zes ‘plagen’ voor mama. Mijn pa had twee schepen. Bij ons thuis was het de gewoonte dat de oudste broer voor de tweede broer zorgde, de tweede voor de derde, de derde voor de vierde en dan ik voor de jongste. We deden ons lager onderwijs, daarna was het tijd voor de visserijschool om dan met papa op zee te gaan. Het leven op zee was niets voor mij, dat was als water en vuur. Ik ging over naar de koopvaardij, met negen man aan boord, hier en daar rondgezworven. Ondertussen was ik, nog redelijk jong, getrouwd. Ik noem dat altijd een ‘werkongevalletje’. Op een avond kwam ik thuis en wilde ik mijn zoontje zien. Omdat we elkaar bijna nooit zagen, wilde hij niet komen. Dat heeft me enorm aangegrepen, dus ik stopte met mijn werk op zee. Ik begon te werken op land. ’s Morgens opstaan, ‘stuttezakje’ klaarmaken, naar het werk vertrekken, ’s avonds thuiskomen, wassen, slapen en ’s morgens weer opstaan, ‘stuttezakje’ klaarmaken, … Dat was niets voor mij. In nog een andere job moest ik veel babbelen. Met babbelen heb ik geen probleem, ik kan dat redelijk goed, ik heb dat van mijn vrouw geleerd. Om een lang verhaal kort te maken. Ik volgde cursussen bij het Rode Kruis: ploegleider, ziekenhuishelper en ambulancier. En daar ben ik gebleven: 27 jaar lang.
Diane: Ik ben huisvrouw geweest en dat ben ik nog altijd.

Hoe zijn jullie met het cultuurcentrum in contact gekomen? En wanneer zijn jullie er begonnen?
Robert: Na die 27 jaar had ik alles gezien en wilde ik minder werken. Ik las in de krant dat De Grote Post op zoek was naar vrijwilligers. Diane en ik gingen naar het stadhuis waar de vrijwilligersvergadering doorging. Iedereen kende iedereen daar, wij kenden er niemand. Dus we hadden de hoop al wat opgegeven.
Diane: Ik weet nog dat ik op Sara Vanderieck (artistieke leiding, dramaturgie en planning) afstapte. Ze vroeg ons wat we graag wilden doen in het cultuurcentrum. Ik zei haar dat ik met de traiteur wilde helpen, afwas doen, … Zolang het maar achter de schermen was.
Robert: En zo zijn we volledig achter de schermen begonnen. Stefan Tanghe (directeur) vroeg ons of we ook voor de artiesten iets wilden doen. Natuurlijk wilden wij de artiesten soigneren. En zo begonnen we in het artiestenfoyer. Er is een lunchteam van vrijwilligers die koken (en nog zoveel meer) voor residenten, artiesten en personeel.
Diane: We zijn er bij van dag één. We hebben alles zien evolueren, van klein team toen tot het uitstekende team van nu.
Hoe verliep jullie eerste dag als vrijwilligers?
Robert: Weet je nog Diane, die eerste dag, we hebben ons nog gehaast met glazen wassen. Dat waren er veel.
Diane: Het waren alle glazen die je maar kon vinden in het gebouw, ook die van het Cultuurcafé, toen nog uitgebaat door vrijwilligers. Wij zijn eigenlijk in het Cultuurcafé begonnen. Ik dacht dat als we ons aan het Cultuurcafé wagen we ook nog andere dingen konden doen; zoals helpen in het artiestenfoyer. In de foyer zijn we begonnen met alles op orde te zetten, wat heel plezant was. We waren toen nog niet met zoveel vrijwilligers als nu. Het was zo’n echte kern, iedereen kende elkaar goed en iedereen deed mee met iedereen. Wanneer onze shift erop zat, bleven we plakken aan onze bar in het Cultuurcafé. We dronken toen wel eens champagne. Het Cultuurcafé werd uiteindelijk overgenomen en uitgebaat door Laurence en David. De kern van vrijwilligers is toen wel wat uit elkaar gevallen. En de groep van vrijwilligers werd vanaf dan ook groter.
Robert: Nu staan wij constant in het artiestenfoyer. Ik doe af en toe wel de toer om te kijken wie er allemaal aanwezig is in het gebouw.
Diane: En ik moet hem dan af en toe eens bellen om terug naar het foyer te komen. (lacht)

Wat doen jullie vooral in De Grote Post?
Diane: Wij koken voor artiesten, verzorgen het artiestenfoyer, zetten loges klaar, doen de was, we wassen en strijken voor artiesten, herstellen gordijnen en noem maar op. Heel afwisselend en leuk!
Robert: We hebben eens een hele week ramen gepoetst.
Diane: De ramen werden vroeger door de vrijwilligers gepoetst. Nu doet een externe firma dat. Ik weet nog dat Robert alle ramen had gepoetst en als gevolg daarvan met een opgezwollen pols rondliep. Sedertdien doet hij de ramen ook thuis. Hij poetst die vooral graag na een regenbui, dan moet hij ze niet eerst inwrijven.
Robert: Le nouveau Robert est arrivé!
Diane doet vooral de keuken, Robert de zaal. Diane, proef je vaak wanneer je aan het koken bent, of komt Robert zo nu en dan toevallig in de keuken om dat te doen?
Diane: Ik vraag aan Robert bij alles of hij eens wil proeven. En hij doet dat natuurlijk met heel veel plezier.
Robert: Soms durf ik zeggen dat het niet lekker is om haar te plagen. Maar dat doe ik weinig omdat ik weet dat Diane daar dan echt mee inzit. Ze wil echt iedereen goed in de watten leggen.
Diane: Of iemand eet glutenvrij zonder dat ik het op voorhand weet. Ik maak me dan echt zorgen of er wel genoeg variëteit is. Maar wij houden eigenlijk sowieso rekening met vegetariërs, mensen die glutenvrij eten, … Ik kan me soms echt zorgen maken of ik wel goed bezig ben.
Robert: Ik ga daar lichter over.
Diane: Bij mij zou er paniek zijn, een schuldgevoel, mocht er bijvoorbeeld niets glutenvrij te eten zijn.
Robert: Ik zou me verontschuldigen en zeggen dat ik naar een alternatief op zoek ga. Een tas soep brengt ook soelaas.

Hebben jullie er ooit aan gedacht om zelf een restaurant te beginnen?
Diane: We zijn heel zeker goed op elkaar ingespeeld, maar een restaurant daar pas ik voor.
Robert: We spenderen veel tijd in en voor het artiestenfoyer. Het is niet enkel het eten klaarmaken, het is ook een menu opstellen en boodschappen doen.
Diane: De keuken in het artiestenfoyer is wat beperkt, daardoor maak ik thuis ook al veel klaar. We doen het met zoveel plezier. Bij ons thuis is het altijd vis of vlees. Hier zijn we in contact gekomen met vegetarisch en glutenvrij eten. Het is boeiend, zeker omdat ik graag met eten bezig ben.
Robert: Diane is ook heel precies in het boodschappen doen: ze wil het allerbeste voor het cultuurcentrum en doet ook aan prijsvergelijking.
Wie kookt er bij jullie thuis?
Diane: Robert laat water aanbranden.
Robert: Onlangs heb ik water opgezet en voordat ik het wist, was het aangebrand.
Diane: Thuis sta ik dus achter het fornuis. (lacht)
Robert, ik vraag me af hoe je dat eigenlijk doet… water laten aanbranden?
Robert: Je hebt de cursus van kok niet gevolgd, dan kan ik dat moeilijk uitleggen.
Je hebt nog een kookcursus gevolgd?
Robert: Ik was niet geslaagd.

Wat is jullie favoriete kostje?
Diane: Voor mij zijn dat vooral gerechten met vis, en Robert eet alles.
En het vreemdste wat jullie ooit gegeten hebben?
Robert: Mocht ik de kans krijgen om bijvoorbeeld krokodil te proeven dan zou ik dat zeker doen.
Diane: Ik heb al kangoeroe gegeten. Dat was lekker, maar je mag niet aan Skippy denken.
Robert: Ik zou van die krokodil eten met mijn ogen toe en aan Wendy Van Wanten denken.

Hebben jullie een leuke anekdote?
Robert: Een groep buitenlandse muzikanten had een gezonde maaltijd gevraagd. Ze kwamen binnen in het artiestenfoyer, heel joviale mensen, en het eerste wat ze vroegen, was een zak Mars. Daarna vroegen ze naar McDonald’s. Dus wij stonden hier met hun gezonde maaltijd, en zij vertrokken richting McDonald’s.
Diane: Ze kwamen inderdaad terug met hamburgers en frietjes. Gelukkig hebben ze wel nog van het eten geproefd die voor hen klaarstond. Een andere groep nam alles mee wat los stond (van fruitschalen tot …). Dat was voor hen blijkbaar een gewoonte. Nog een andere groep had ’s avonds zin in sandwiches. We hadden er geen meer in voorraad. Ik had wel nog brood, zalm en vlees, en maakte daar belegde boterhammen van. Mooi verpakt konden ze die dan meenemen naar hun hotel. Op een bepaald moment zag ik ze met die boterhammen bezig terwijl ze het beleg ervan tussenuit haalden en het brood weggooiden. Achteraf bekeken één voor één grappige situaties!
Robert, ik zie je lachen…
Robert: Ik verdwaalde ooit met Jan Decleir in DGP. Een heel joviale man ook. We waren aan de praat geraakt. Op een bepaald moment was het tijd voor Jan om naar het podium te vertrekken. Ik begeleidde hem. We namen de lift, stapten uit, liepen door de gangen en beseften dat we in de kelderverdieping waren beland in plaats van op de verdieping waar het podium zich bevindt. Het was de eerste keer dat ik een artiest onthaalde en ik dacht op dat moment dat ik DGP al beter kende… Met Carry Goossens heb ik nog gezongen hier in de artiestenfoyer: “Leve de torre van Ostende, j’is geboren in zen emde, j’is geboren in de mostorpot, en j’a gin oar op ze kletsekop”.
Diane: Formidabel was dat!
Robert: We hebben hele mooie momenten hier. Ik zeg altijd dat het artiestenfoyer het kloppende hart is. Hier komen de artiesten tot rust en kunnen ze alles vragen. Ik zeg hen dan: “Als er iets is, moet je het maar vragen. Maar als het veel is, vraag het dan aan mijn vrouw”. We komen met veel artiesten in contact, op de duur heb je er een band mee. Ik herinner me nog een avond met artiesten. Diane en ik stonden klaar om naar huis te vertrekken maar mochten niet van hen. Dus zijn we samen nog iets gaan drinken.

Kan je vijf positieve eigenschappen over elkaar geven?
Robert: Een positieve eigenschap die voor mij eigenlijk negatief is: Diane is veel te sociaal. En voor de rest zijn haar positieve eigenschappen: ze ziet me graag, ze is zot van mij, ze kan niet zonder mij en ze staat als eerste op ’s morgens.
Diane: Omdat hij dan begint te zingen en ik graag in alle rust opsta.
Robert: Diane is ook heel netjes en proper.
Diane: Robert is heel behulpzaam, hij is er altijd voor de ander. Hij brengt zo nu en dan ook eens een bloemetje mee voor mij.
Robert: Wanneer die in reclame staan… (lacht) Diane is lief en ook behulpzaam. Ze kan ook ‘zot’ zijn, maar ik ook. Artiesten nemen Diane ook in vertrouwen, het is alsof ze aanvoelen dat ze bij haar terechtkunnen.
Diane: Om het even wat ik Robert vraag, hij doet het. Hij is gemakkelijk te verleiden, maar dat is misschien niet helemaal positief. Elke vrouw weet hoe ze hun ‘zot moeten aanpakken’. Als ik iets van Robert wil, neem ik een aanloop tot hij zelf zegt wat er moet gebeuren. En meestal is dat dan ook wat ik wil. (lacht)
Robert: Ik ben sociaal ingesteld.
Diane: Robert, ik ga niet blijven pochen met je. (lacht)

Welke plek in Oostende kan je iedereen aanraden?
Robert: Als echte Oostendenaar ben ik verzot op mijn stad. Er zijn meerdere plekjes die ik kan aanraden, maar het meest bijzondere is de Visserskaai. Als klein jongetje speelde ik er met mijn broers. We kregen van onze ouders van die plastieken schoenen om mee in zee te gaan. Die schoenen droegen we van 1 juli tot 31 augustus, daarna vlogen ze de vuilnisbak in. Gedaan met de leute en terug naar school.
Diane: De zee betekent heel veel voor mij dus kies ik voor het staketsel. Daar leerde ik ook mijn adonis Robert kennen.

Interview: Kim Schoutetens
Foto’s: Hanns Vermersch
Cartoon: Jan Dewulf
www.facebook.com/tofinosthougths
www.instagram.com/tofinosthoughts
Mooi interview, van twee lieve
mense die elkaar graag zien .
LikeLike